1. Waarom wachten op de Hemel? Zij die het licht zoeken bedekken slechts hun ogen. Het licht is nú in hen. Verlichting is slechts een herkenning, en allerminst een verandering. Het licht is niet van deze wereld, maar ook jij die het licht in je draagt bent hier een vreemde. Het licht kwam met jou mee vanuit je geboortehuis en is bij je gebleven, omdat het jou eigen is. Het is het enige wat jij met je meebrengt van Hem die jouw Oorsprong is. Het straalt in jou, omdat het je huis verlicht, en leidt je terug naar waar het vandaan gekomen is en waar jij thuis bent.
2. Dit licht kan niet verloren gaan. Waarom wachten om het in de toekomst te vinden, of geloven dat het al verloren is, of er nooit is geweest? Het kan zo gemakkelijk worden gezien, dat argumenten die bewijzen dat het er niet is lachwekkend worden. Wie kan de aanwezigheid ontkennen van wat hij in zichzelf aanschouwt? Het is niet moeilijk om naar binnen te kijken, want daar begint alle visie. Er is geen waarneming, zij het van dromen of van een waarachtiger Bron, die niet slechts de schaduw is van wat door innerlijke visie wordt gezien. Daar begint waarneming en daar eindigt ze. Dit is haar enige bron.
3. De vrede van God straalt nu in jou, en breidt zich vanuit jouw hart over heel de wereld uit. Ze houdt stil om al wat leeft te liefkozen en laat er een zegen achter die voor eeuwig en altijd blijft. Wat zij geeft moet eeuwig zijn. Ze neemt alle gedachten weg aan wat kortstondig en nietswaardig is. Ze schenkt vernieuwing aan alle vermoeide harten en verlicht alle visie waar ze langsgaat. Al haar geschenken worden aan iedereen gegeven en iedereen is eensgezind in zijn dank aan jou, jij die geeft en die ontvangen hebt.
4. Deze stralende gloed in je denkgeest herinnert de wereld aan wat ze vergeten is, en de wereld schenkt aan jou evenzeer de herinnering terug. Van jou straalt verlossing uit met onmetelijke giften, gegeven en teruggegeven. Aan jou, de gever van het geschenk, zegt God Zelf dank. En door Zijn zegen schijnt het licht in jou helderder, en vermeerdert zo de geschenken die jij de wereld te bieden hebt.
5. De vrede van God kan nooit worden ingedamd. Wie haar in zichzelf herkent, moet haar wel geven. En het middel om haar te geven ligt in zijn inzicht. Hij vergeeft omdat hij de waarheid in zichzelf heeft herkend. De vrede van God straalt nu in jou, en in al wat leeft. In stilte wordt ze universeel erkend. Want wat jouw innerlijke visie beziet is jouw waarneming van het universum.
6. Zit rustig en sluit je ogen. Het licht binnenin jou is toereikend. Dit alleen heeft het vermogen jou de gave van het zicht te schenken. Sluit de buitenwereld buiten en laat je gedachten zich naar de vrede vanbinnen spoeden. Ze kennen de weg. Want oprechte gedachten, onbezoedeld door de droom van wereldse dingen buiten jou, worden de heilige boodschappers van God Zelf.
7. Deze gedachten denk je met Hem. Ze herkennen hun thuis. En ze wijzen met zekerheid naar hun Bron, waar God de Vader en de Zoon één zijn. Gods vrede straalt ze toe, maar ze blijven ook noodzakelijkerwijs bij jou, want ze werden in jouw denkgeest geboren, zoals de jouwe in die van God geboren werd. Ze leiden jou terug naar de vrede, vanwaar zij gekomen zijn, alleen om jou eraan te herinneren hoe jij terug moet keren.
8. Ze slaan acht op de Stem van je Vader, wanneer jij weigert te luisteren. En ze moedigen jou zachtmoedig aan Zijn Woord over wat jij bent te aanvaarden, in plaats van schaduwen en fantasieën. Ze herinneren je eraan dat jij de medeschepper bent van al wat leeft. Want zoals de vrede van God in jou straalt, zo moet ze ook daarop haar stralen werpen.
9. We oefenen vandaag om tot het licht in ons te naderen. We nemen onze dwalende gedachten en brengen ze met zachtheid terug naar waar ze gaan overeenstemmen met alle gedachten die we delen met God. We zullen ze niet laten afdwalen. We laten ze door het licht in onze denkgeest naar huis toe leiden. We hebben ze verraden door ze te gebieden van ons weg te gaan. Maar nu roepen we ze terug en wassen ze schoon van vreemde verlangens en warrige wensen. We geven ze de heiligheid van hun erfgoed terug.
10. Zo wordt onze denkgeest tegelijk met ze hersteld, en we erkennen dat de vrede van God nog altijd in ons straalt en van ons uitstraalt naar al wat leeft en ons leven deelt. We zullen alles en iedereen vergeven en heel de wereld vrijspreken van wat we dachten dat ze ons had aangedaan. Want wij zijn het die de wereld maken zoals we die willen hebben. Nu kiezen we ervoor dat ze onschuldig is, vrij van zonde en open voor verlossing. En we leggen er onze verlossende zegen op, terwijl we zeggen:
De vrede van God straalt nu in mij.
Laat in die vrede al wat leeft zijn stralen op mij werpen,
en laat mij alles zegenen met het licht in mij.